Leiden zonder romantiek
Wat maakt een goede leider? Daar zijn bibliotheken over volgeschreven. Leiders zijn aanvoerders: moedig gaan ze voor de troepen uit. Ze maken groei mogelijk. Verheven zijn ze, een voorbeeld voor de rest. Maar ze zijn ook je maatje. Vaak bedienen we ons van dit soort romantische beelden als we het over leiders hebben.
De praktijk, merkt veranderkundige Joost Kampen op in Destructief leiderschap, is vaak weerbarstiger. Leidinggeven is moeilijk, en veel leidinggevenden schieten tekort ten opzichte van onze verwachtingen. Sterker nog, een deel van de leidinggevenden heeft een uitgesproken negatieve invloed op de mensen waar zij voor verantwoordelijk zijn. Het is dit soort leiderschap dat Kampen onder de loep neemt in zijn boek. Hij doet dat niet alleen omdat er ook van slechte voorbeelden te leren valt, maar vooral omdat herstel van destructief leiderschap zijn eigen uitdagingen met zich meebrengt.
Slechte bedoelingen
Eén van de belangrijkste lessen die Kampen presenteert, is dat destructief leiderschap niet per se voortkomt uit slechte bedoelingen. Natuurlijk, er bestaan leiders met negatieve persoonlijkheidskenmerken: narcisme, machiavellisme en/of psychopathie. Dit is de soort leiders die vaak het nieuws haalt met hun wangedrag. Maar de afwezigheid van leiderschap kan net zo goed een destructieve werking hebben. Dat kan voortkomen uit incompetentie – of uit een takenpakket waar eenvoudigweg geen enkel mens van vlees en bloed aan kan voldoen.
Dat laatste punt wijst op systemische factoren. Destructief leiderschap is nooit de schuld van de leider alleen. Overspannen verwachtingen – van het hoger management of van werknemers – laten een in principe competente leider weinig kans op succes. En het tegenovergestelde geldt net zozeer. Wanneer men baat heeft bij de afwezigheid van leiderschap, zullen krachten in de organisatie er alles aan doen om de situatie in stand te houden. Destructief leiderschap en disfunctionele organisaties gaan hand in hand.
Helen
Het op orde krijgen van zo’n organisatie is dan ook niet een kwestie van het vervangen van de leider. Het systeem als geheel moet de kans krijgen om te helen van destructief leiderschap. Dit is een langdurig proces. Volgens Kampen duurt de periode van herstel net zo lang als de periode van destructief leiderschap zelf. Medewerkers kunnen zomaar jarenlang, zonder dat ze het zelf wisten, in de overleefmodus hebben gezeten. Om weer goed te kunnen functioneren, zal iedereen in de organisatie nieuw gedrag aan moeten leren. Kampen trekt een parallel met kinderen die een destructieve opvoeding hebben gehad. Immers, ook daar verdwijnen de problemen niet onmiddellijk wanneer kinderen in een pleeggezin terechtkomen.
Dit soort lessen zijn niet altijd even makkelijk verteerbaar – qua inhoud, natuurlijk, maar helaas ook qua vorm. Kampen doet zijn best om de soms moeilijke materie te illustreren met verschillende praktijkvoorbeelden. Maar deze zijn zo schetsmatig dat ze niet altijd even makkelijk te volgen zijn voor wie geen jarenlange ervaring heeft in managementposities. Enkele uitgebreide case studies hadden dit probleem kunnen verhelpen. Ze hadden wat meer structuur kunnen bieden aan een boek dat nu aanvoelt als slechts een verzameling interessante inzichten.
Desalniettemin, een gewaarschuwd mens telt voor twee. Daarom is Destructief leiderschap een aanrader voor elke leidinggevende met genoeg zelfkennis om een weinig geromantiseerd beeld te hebben van zichzelf en het eigen kunnen.
Deze recensie verscheen ook op Bazarow.com.